zondag 28 december 2014
Jaartelling
Egypte, oudejaarsavond 31 december 69 voor Christus, onder de pyramide:
Cleopatra : "Gelukkig 70, schat”.
Julius Ceasar: "Nee, gelukkig 68”.
*** Link: ”Lees reacties op FaceBook"
dinsdag 23 december 2014
Ik zag een spook
Gisteren zag ik voor het eerst van mijn leven een spook…
Toen mijn moeder van de trap was gevallen, beschadigde zij een paar ruggewervels en kwam in het ziekenhuis terecht. Daar kreeg zij vermoedelijk een delier . Ze zag waanbeelden.
Dit verergerde snel en later herkende zij mijn vader, de man met wie zij 60 jaar getrouwd was, niet meer. Ze zag hem als een vervelende concurrent voor haar echte man; de indringer bemoeide zich overal mee en deed steeds vervelender tegen haar.
Mijn verklaring was, dat zij een jonge versie van mijn vader in haar hoofd had en dat die oude man nooit haar "prins" kon zijn, zoals zij hem wel eens noemde in haar dagboeken.
Het liep uit de hand en mijn moeder sloot zichzelf soms op uit angst voor die vreemde kerel, waarop mijn vader steeds lelijker tegen haar ging doen, omdat hij er niets van begreep.
Begrijpen? Nee, dat is heel moeilijk. Mijn ouders begrepen elkaar niet meer en wij, hun kinderen, konden ook niet bevatten, wat er allemaal in hun hoofden speelde.
Mijn jongste broer Kees is al ruim 25 jaar schizofreen. Ook hij ziet al heel lang zaken, die er niet zijn. Hij heeft er mee om leren gaan, maar ik moet er niet aan denken, om in mijn hoofd mee te maken, wat hij allemaal beschrijft. No escape.
Ik denk er al heel lang over na.
Dat je dingen ziet, die niet kunnen bestaan? Ok. Maar er moet toch een soort overkoepelend bewustzijn bestaan, dat zegt, dat je waarnemingen vals zijn, moeten zijn? Een soort eindredakteur, die zijn verstand niet kan verliezen en het overzicht houdt? Je eigenste, altijd slimme, IK?
Hoe kan een mens er bijvoorbeeld van overtuigd zijn, dat hij de maan kan laten verdwijnen, zoals Kees mij ooit demonstreerde? Hoe kon hij denken, dat het zijn gedachten waren, die de wereld beïnvloedden? (en niet gewoon de wolken, zoals hier het geval was).
Als ik bij mijn vriendin ben, rook ik vaak een sigaretje op de galerij. Vanaf 6 hoog heb je daar een fraai uitzicht over Bussum. Gisterenavond, het was donker en het stormde, zag ik in de verte een man staan voor een haag. Hij bukte zich steeds en zwaaide wild met zijn armen. Het tafereel herhaalde zich voordurend. Wat een rare kerel!
Maar toen ik nog eens goed keek, concludeerde ik, dat het gewoon struiken waren, die mee bewogen in de wind! Het gekke was, dat ik zowel de man als de struiken kon zien. Afwisselend. Ik kon beide beelden in mijn hersenen projecteren.
Niks aan de hand zou je zeggen. Ik ben niet gek en ik wist inmiddels, dat het allemaal een zinsbegoocheling was. Klaar. Niets om je ongerust over te maken. Mijn overkoepelende geest zei: "No worries".
Toch bleef ik maar kijken…Als ik het mannetje zag, was hij echt! En ik vond hem zelfs eng…
Dat had ik nu nooit gedacht. Ik verwachtte altijd, dat als je met een waanbeeld afgerekend had, dat je dan niet meer bang kon worden. Maar wél dus.
Ik heb nu enerzijds meer begrip en respect gekregen voor mensen, die spoken zien, maar anderzijds ben ik bang geworden. Ook mij kan het dus overkomen, dat ik angst krijg voor een illusie, waavan ik nu weet, dat het gewoon een berkeboom met lange zwaaiende takken was, zoals vandaag bij daglicht bleek.
Bij dementerenden en geesteszieke mensen komt het gezonde besef nooit meer terug; denk daar aan, als je met hen te maken hebt,
Willem Kroon, 22 december 2014.
woensdag 17 december 2014
InterNet is de Robot
Robots. We hebben er allemaal wel een voorstelling van, denk ik.
In onze dromen over intelligente wezens, die niet onder de noemer Homo Sapiens vallen, fantaseren we toch vaak over mensachtige creaturen, ook wel "humanoids" genoemd.
Zij lopen net als wij rechtop en hebben benen, een romp, armen en vooral een afschrikwekkend gezicht. Brrrr, dat is griezelen! Eigenlijk zijn we misschien wel gewoon bang voor onszelf.
Tja, er zijn tegenwoordig stofzuigrobots, die niets menselijk vertonen; zij rijden op rubber wieltjes door je huiskamer en presteren overigens maar matig, maar er bestaan ook mechanische poppen, die er zó aandoenlijk uit zien en zó leuk reageren, dat bijvoorbeeld oudere mensen er zeer van gecharmeerd zijn en er echt goed gezelschap aan hebben.
Isaac Asimov was een van de eerste en mischien wel één van de beste schrijvers, die uitgebreid nadacht over robots. Karel Čapek vond die naam uit. (* zie Trivia, hieronder).
Om de (nog altijd heersende) angst weg te nemen, dat robots ooit wel eens de macht over zouden kunnen nemen, introduceerde Asimov de 3 wetten van de robotica. (Lees "Ik, Robot” ("I, Robot", 1950)).
Eerste Wet
- Een robot mag een mens geen letsel toebrengen of door niet te handelen toestaan, dat een mens letsel oploopt.
Tweede Wet
- Een robot moet de bevelen uitvoeren, die hem door mensen gegeven worden, behalve als die opdrachten in strijd zijn met de Eerste Wet.
Derde Wet
- Een robot moet zijn eigen bestaan beschermen, voor zover die bescherming niet in strijd is met de Eerste of Tweede Wet.
Kortom, als je deze wetten in het brein van een robot zou inbouwen, dan zou het apparaat een moraal meekrijgen, waarnaar hij/zij/het zich kon richten, als er een situatie zou ontstaan, waarin de loyaliteit van de robot aan de mens in het gedrag zou kunnen komen.
Deze voorstelling van zaken was uiteraard een mooi gegeven voor de schrijver om juist van alles mis te laten gaan in het leven van een ontspoorde robot en daar dan weer spannende verhalen over te schrijven. Maar over deze wetten wordt nog steeds serieus nagedacht door moderne wetenschappers en filosofen.
Een apparaat, dat kan rondlopen, praten, diensten kan verlenen, EN…zichzelf kan voeden en zich kan voortplanten, cq. zichzelf kan nabouwen…
…de Robot. Een griezelige gedachte. De techniek zou ons kunnen gaan overheersen...
Maar IS dit scenario wel het juiste toekomstbeeld?
Eind jaren '90 kwam de ontwikkeling van het Internet in een stroomversnelling. Het bestond al een tijdje en aanvankelijk werd het alleen gebruikt door nerds, maar spoedig ging de "gewone burger" het ook toepassen. Emails versturen en surfen werd populair en tegenwoordig is het Net niet meer weg te denken uit het moderne leven. Maar daar bleef het niet bij. Via Internet kun je ook allerlei apparatuur aansturen, van je thermostaat thuis tot bijvoorbeeld grote koelinstallaties van bedrijven.
Ik vergeet nooit, dat ik op mijn werk het bekende nummer 4800 belde om de temperatuur in Studio 2 een beetje te laten zakken. Vroeger liep er dan een mannetje in een overall naar de regelknoppen en draaide er aan. Nu kreeg ik via een heel slechte verbinding een man, rijdend in zijn auto, aan de lijn: "Ja, ok, als ik thuis ben, zal ik mijn laptop ff opstarten en dan regel ik jullie temperatuur"…
Dát was voor mij de kentering, de wereld was veranderd. Voortaan deden we alles ONLINE.
Bedrijven hadden al eerder interne netwerken, die al hun computers met elkaar verbonden, maar later werden die netwerken allemaal gekoppeld met Internet. Vaak ik begreep ik dat wel, maar nog vaker niet.
Stel je voor: vanaf een centraal punt kunnen meerdere sluizen bediend worden. De commando's gaan via Internet, dat werkt prachtig. Maar waarom via het Internet?? Waarom niet via een eigen intern net? Nu kunnen de sluizen in Appingedam ook door een malle Japanner in Tokio geopend worden! Dat op afstand kunnen ontregelen geldt in principe, bijvoorbeeld, ook voor kerncentrales.
Alle technische installaties hangen aan het Net. Maar ook ontzettend veel databases. De hackende malle Japanner kan ook vanaf zijn sofa in mijn Sociale Dienst gegevens wroeten.
Uiteraard moet ik erbij zeggen, dat al die systemen van huis uit beveiligd zijn, maar in de praktijk stelt dat vaak weinig tot niets voor.
Kwaadwillenden kunnen via een zogenaamde DOS aanval ("Denial of Service") hele bedrijven lam leggen. Als dat een elektriciteitscentrale betreft, zal een heel gebied tijdelijk terugvalen tot het stenen tijdperk. DOS aanvallen zijn een machtig wapen geworden. Onze banken hebben er dagelijks mee te maken.
Wat, als computers zelfstandig zo'n aanval beginnen?
We zijn slaven geworden van een systeem, HET SYSTEEM. Winkels, postkantoren, geldautomaten etc., we halen ze zelf weg, maar eigenlijk dwingt het Net ons daartoe. "Doe maar online" is de gevleugelde uitspraak geworden.
Voorbeelden te over. Maar wat ik wilde zeggen : onze bewust gecreëerde afhankelijkheid van Internet, de enorme schendingen van onze privacy en het feit, dat we nooit meer terug kunnen keren naar de oude toestand…
Dat zijn de robots! Dat overheerst ons!
Ook als je grote delen van het Net plat bombardeert, zal het gewoon blijven werken, dankzij de militaire opzet ervan.
Internet is de veelkoppige versie van het monster van Frankenstein. De losse onderdelen stellen niets voor…maar het geheel is gevaarlijk.
Hoe bouw je de 3 robotwetten bij het WereldWijde Web in? Geen idee.
Ooit zal het Internet een globaal bewustzijn ontwikkelen en zich verzetten tegen zijn uitschakeling!? :-)
Willem Kroon, 17 december 2014.
Trivia:
- Het woord robot werd voor het eerst gebruikt door de Tsjechische schrijver Karel Čapek in zijn toneelstuk R.U.R. (Rossum's Universele Robots) (1920) en is afgeleid van het Tsjechische woord robota, dat 'werk' of 'verplichte arbeid’ betekent.
- In een ingezonden brief in Lidové Noviny (een Tsjechisch dagblad) in 1933 vertelt Karel Čapek dat het woord door zijn broer Josef is verzonnen.
- De schrijver Isaac Asimov, die in zijn boeken de hele kosmos door vloog, had vliegangst, haha (net als ik) :-)
*** Link: Isaac Asimov
*** Link: I robot
*** Link: De Robot Wetten
*** Link: DOS aanval
*** Link: Cyberoorlog
*** Link: Grootschallige cyberaanvallen tegen de NAVO kunnen met militair geweld worden beantwoord.
vrijdag 12 december 2014
Renault Dauphine
- Techneutje
Toen ik in de 6e klas van de lagere school zat, bestond er nog geen CITO toets, maar ik werd wél getest voor een vervolgopleiding. Ik was goed voor de MULO. (samen met drie meisjes uit mijn klas, maar daar had ik toen(!) nog niets mee). De MULO zei mij niet veel, maar ik wist wel, dat mijn vrienden allemaal naar de LTS mochten.
Dat wilde ik dus ook.
Mooi niet. Zo miste ik ook alle technieklessen, die je op een technische school kreeg en dat betreurde ik, want ook toen had ik al een grote interesse in techniek.
- Wrakken
Onder het viaduct van de A1, bij de Vecht werd er in die tijd nog wel eens zomaar een afgedankte auto gedumpt, dat kon toen nog. Volgens mij zaten zelfs de nummerplaten er nog gewoon op!
Zo'n wrak had natuurlijk een grote aantrekkingskracht op ons, jonge jongens. Ik ging achter het stuur zitten en fantaseerde, dat ik auto reed, demonteerde het dashboard of opende de motorkap. Ik was gefascineerd door al die mooie onderdelen en wat roken automotoren lekker naar olie, rubber en benzine!
Ik haalde thuis gereedschap op en probeerde de carburateur, de stroomverdeler, de bobine enz. los te schroeven om ze me toe te eigenen. Wat was ik trots, als ik de buit mee naar huis kon nemen om het allemaal te kunnen onderzoeken.
Het mooiste model, dat er ooit stond was een Renault Dauphine, ik was er helemaal verliefd op :-)
Maar mijn domme vrienden konden niets anders bedenken dan de boel te slopen. Sufferds!
Ik herinner me, dat ik een keer ontzettend op mijn donder kreeg van een passerend echtpaar. Waarom ik de boel vernielde…
IK?? Nooit! Ik ergerde mij daar ook vreselijk aan, maar dat geloofden zij niet van mij. Tsssss…..IK sleutelde, haha.
- Kennis opdoen
Mijn enige bron van nieuwe technische kennis was (notabene!) het maandblad VT Wonen, waarin elke maand een stukje over autotechniek stond. Ik vrat het! Nu wist ik ineens, hoe alles werkte!
In het schuurtje van mijn vader demonteerde ik dan bijvoorbeeld de carburateur en probeerde de werking van alle onderdelen te doorgronden. Prachtig vond ik dat!
Ook sloot ik een bobine aan op een bougie en een 9 Volt batterij, om er achter te komen, dat de bougie inderdaad ging vonken, maar dat mijn dure batterij na een halve minuut al leeg en gloeiend heet was, haha. (nu weet ik, dat zo’n bobine bijna een kortsluiting is).
- Frustratie
Maar als ik dan weer terug ging naar "mijn auto" kon het gebeuren, dat mijn "vriendjes" de wagen in de fik hadden gestoken…
De klootzakken…waarom hadden zij geen respect voor techniek?
Ik kan er NOG boos over worden,
Willem Kroon, 12 december 2014.
*** Link: Lees reacties op FaceBook
*** Link: Wikipedia over de Dauphine
Oud promotiefilmpje |
woensdag 3 december 2014
Close ups moeten verboden worden
Ik vraag me wel eens, af of de huidige tv regisseurs rekening houden met de afmetingen van moderne tv ontvangers…
Als beeldtechnicus heb ik in de jaren iets meegekregen over tv maken in het algemeen en de kadrering van shots in het bijzonder. Bovendien hoor ik tot de doelgroep, dus ik mag meepraten :-)
Zo is er een oud en saai truukje om meer emotie in het beeld te brengen. Wanneer een talking head een gevoelige zaak aankaart (liefst met tranen) dan roept de regisseur al gauw: "Inzoomen!" "Inzoomen!". Het verschilt per regisseur, maar de bijbehorende richtlijn is meestal "opsluiten" oftewel het pratende hoofd moet ontdaan zijn van kruin en kin, klemzittend tussen de boven- en onderkaders.
Het móet gezegd, het shot wórdt er indringender door. Maar…als je vroeger een medium shot had op een 37 cm tv'tje zag je weinig details in het gezicht. Een close up kon dan meer inhoud geven aan het gesprek.
Echter, als je datzelfde shot op een 41 inch (104 cm!) tv ziet dan loopt je huiskamer vol met het ponum van een wildvreemde, waarbij zoveel details ziet, dat je de neusharen van de geportretteerde kunt tellen. Heb ik het verder niet over allerlei ander ongerechtigheden, die een gezicht kunnen ontsieren…Bah!
Ik voel me tamelijk ongemakkelijk bij zo'n grote tronie in mijn huiskamer. De grootte van het afgebeelde gezicht moet zodanig zijn, dat het lijkt of de tv-gast op gepaste afstand van mij zit, net zover als ik in de werkelijkheid van diegene af zou willen zitten. (ja, er is daarbij wel een marge als het, zoals in mijn geval, over mooie vrouwen gaat, haha).
Regieseurs (m/v): in een (ouderwets) mediumshot zie je nu, vanwege de grootte van het scherm, OOK al heel duidelijk, hoe een (emotioneel) gezicht er uit ziet en hoe groot de eventuele tranen zijn, die er over wangen biggelen!
Dus, mijn pleidooi….verbied vanaf heden de close up!!!
Think W I D E ! :-)
Willem Kroon, 3 december 2014.
dinsdag 2 december 2014
Homonculus
Ook vroeger wilde de mens graag weten, hoe zijn hersenen werkten.
Eén van de mogelijke verklaringen, dacht men, zou de "Homunculus" kunnen zijn. In het brein, zo veronderstelde men, zat een "mannetje" dat alles bestuurde. Voor de gemakzuchtige denker was het daarmee klaar.
Maar voor wie iets verder dacht, rees direct de vraag, wie het "mannetje" zelf bestuurde. Wat zat er dan in zijn hersenen? Wéér een mannetje zeiden sommigen, enzovoort. Deze manier van bewijzen wordt ook wel een "reductio ad absurdium" genoemd.
Overbodig om te zeggen, dat je met deze manier van verklaren nergens komt :-)
Waarom deze inleiding?
Ook tegenwoordig wil de mens nog steeds weten, waar "het leven" vandaan komt.
Onlangs landde, na een reis van 10 jaar, het landingstoestel ”Philae" op komeet "67P/Churyumov/Gerasimenko". Doelstelling is oa. om onderzoek te doen naar aminozuren, die zich eventueel op die komeet zouden bevinden. Deze zuren zijn essentieel om leven te doen ontstaan en zouden niet spontaan op Aarde gevormd kunnen zijn(!?).
Als die stoffen worden gevonden, zou dat een bewijs zijn voor de theorie, dat de bouwstenen voor (het) leven naar onze wereld gebracht zijn door kometen. Klaar!
Klaar? En hoe zijn die zuren dan op die komeet terechtgekomen? In de denkwijze van de Homunculus zou dat dan weer door een andere komeet gebeurd moeten zijn. "Reductio…".
Dit was een duur onderzoekje, maar per saldo komt de mensheid ook hier geen stap verder mee.
Knap kunstje, dat landen, dát wel.
Willem Kroon, 2 december 2015.
*** Link: Lees over de Homunculus"
*** Link: Reductio ad Absurdium"
vrijdag 28 november 2014
UFO's: feit of fictie?
Ik heb nog nooit zo'n raar woord meegemaakt als UFO ("Unidentified Flying Object").
Sinds techniek een steeds belangrijker plaats inneemt in het leven van de mens, worden er steeds meer vreemde vliegende objecten gemeld. Gevoed door sciece fiction verhalen (bijvoorbeeld: "War of the Worlds") denken mensen vaak ruimteschepen van buitenaardse wezens ("ExtraTerrestrials" of ET) waar te nemen.
In de Middeleeuwen gebeurde dat namelijk nóóit...
Omdat het moeilijk praten is over onbewezen vervoermiddelen ("Vliegende Schotels", pracht term) van bijvoorbeeld groene Marsmannetjes, heeft men ooit de handige term UFO ingevoerd. In het Nederlands zou dit iets van "Niet geïdentificeerd Vliegend Voorwerp" zijn.
Het mooie daaraan is, dat je elk voorwerp, waarvan je nog niet weet, of het inderdaad buitenaardse wezens vervoert, voorlopig onderbrengt onder de categorie "bijzondere waarneming, maar we weten nog niet, wat het voorstelt".
Als nog niet bewezen is, dat het apparaat boven je hoofd van lichtjaren ver komt, is het een UFO en dat is een feit.
Maar nu mijn verbazing: Als mensen zeggen "Ik heb een UFO gezien", bedoelen ze altijd "Ik heb een buitenaards ruimtevaartuig gezien"!
NEE! Je hebt een onbekend ding gezien en of ET aan boord is, moet nog onderzocht worden! Haha
Het woord UFO is dus gedegenereerd en onbruikbaar geworden. Er is behoefte aan een NIEUWE algemene omschrijving. Iets als "Not Yet Proven to be an UFO" of "NYPU". Maar ook die benaming zou op den duur vervagen, haha.
(en wat is dan fiction? Dat er ergens in het Heelal vergevorderde intelligente culturen bestaan, die onze Aarde en óns misschien wel willen vernietigen. Er IS een statistische kans daarop, maar die is zó ontzettend klein, dat wij de onbekende vliegende voorwerpen blind als zinsbegoogeling kunnen beschouwen …) :-)
Willem Kroon, 28 november 2014.
vrijdag 24 oktober 2014
De telefooncentrale
Wikkiweetjes van Willem.
Telefoneren… de manier waaróp kan verschillen, maar we doen het allemaal. Sinds wij mensen ons onderscheiden van (andere) dieren, door ons taalgebruik, hebben wij een diepe behoefte aan communicatie gehad. Niet, dat andere dieren dat niet doen, maar wij praten.
De behoefte om andere mensen te spreken zit diep in onze genen. In ons uppie op een onbewoond eiland zouden we snel van eenzaamheid dood gaan, als we met niemand een praatje konden maken
We ergeren ons nu aan mensen, die op de gekste plaatsen en momenten zitten te bellen, maar als je de Neanderthaler een GSM had kunnen geven, dan had hij het ding óók de hele dag gebruikt, haha. Het zit gewoon diep.
Het is dan ook niet verwonderlijk, dat Antonio Meucci in 1850 de telefoon uitvond. Alexander Bell werkte het idee verder uit (zie link 1).
Hoe ging dat vroeger?
Telefoontoestellen hadden géén knoppen of draaikiezers! Je luisterde in de hoorn en praatte tegen een soort kokertje met microfoon, dat vast zat aan het toestel.
Stel, je hebt een dorpje met honderd huizen. In ieder huis wil men een telefoonaansluiting en wil men iedereen in het dorp kunnen bellen. Dat betekent in de eerste plaats, dat er een telefooncentrale moet komen, die 100 aansluitingen kan behappen. Want iedereen moet iedereen kunnen opbellen, vandaar het woord "centrale". We zetten overal een telefoontoestel neer en trekken, onder de grond, vanaf elk huis twee koperdraden (de "lijnen") naar de centrale en sluiten de telefoon op de draden aan. We nummeren deze aansluitingen van 001 tot 100. De koperdraden komen allemaal uit in die centrale; op een groot verticaal bord met genummerde aansluitingen voor de stekers van aansluitkabeltjes.
Voorbeeld: Iemand, met aansluiting nummer 034 wil mevrouw Janssen spreken. Die naam is op zich niet interessant, we willen haar nummer weten.
Zodra de losse hoorn van de haak werd genomen ontstond er een verbinding met de centrale, bij de telefoniste ging een "blinkertje" (voorloper van het lampje, dat echter verder geen stroom gebruikte) open bij nummer 034 (in dit geval). De opbeller draaide aan een slingertje, waardoor er een beltoon gegenereerd werd. De telefoniste werd dus door het blinkertje en de beltoon geattendeerd op de beller. Zij trok een kabeltje uit haar tafel en plugde die in bij gat 034 en zette een schakelaar om, nu kon zij praten met de klant. Er was verbinding gemaakt met de centralist. De klant vertelde vervolgens welk nummer hij of zij wilde bereiken. "Mevrouw Janssen? Nee, daar heb ik niets aan! … Oooh, nummer 078? Momentje…Ik verbind u door."
De telefoniste trok vervolgens een nieuw koord uit haar tafel en stak dat in het gat dat hoorde bij nummer 078. Zij draaide ook aan een slingertje en "wekte' mevrouw Janssen. Als 078 opnam, zei zij: "Ik heb een gesprek voor u, wilt dat aannemen?" Als mevrouw Janssen dat wilde, zette de centraliste weer een schakelaar om en werden de twee aansluitingen met elkaar verbonden.
Vervolgens moest zij er tussen uit, oftewel haar eigen verbinding met de lijnen verbreken. Je kunt je voorstellen, dat dat niet altijd gebeurde en zo was dat baantje van telefoniste ideáál voor nieuwsgierige dames, want zij wisten al het nieuws als eersten, hahaha.
Na verloop van tijd schakelde zij zich weer parallel aan het gesprek en moest dan zeggen: "Spreekt u nog? Spreekt u nog?" en de verbinding met beide nummers zonodig verbreken én het blinkertje resetten. Einde gesprek :-)
Deze installatie was dus redelijk klein en eenvoudig, maar je kunt je voorstellen, dat er voor een stad als Utrecht veel meer aansluitingen op de wand zaten en dat er heel veel centralistes tegelijk aan het werk waren. Mijn tante Tonnie heeft dat werk gedaan en zij vertelde altijd smakelijke verhalen over die gezellige tijd met al die meiden (het was, denk ik, wel voornamelijk een vrouwenbaantje ;-) )
Bovenstaand verhaaltje vertelt over "lokaal" bellen, binnen het dorp.
Hoe ging "interlokaal" bellen dan, van stad naar stad? De centrale had ook een paar lijnen naar een districtscentrale, die met verschillende steden verbonden was. De lokale telefoniste maakte, ook via de koorden, meteen contact met die centrale; daar werd dezelfde procedure gevolgd als hierboven om verbinding te maken met de gewenste lokale centrale, waar ook weer de juiste abonnee gewekt moest worden… Als je naar het buitenland wilde bellen, moest je nog meer centrales passeren met bijbehorende centralisten.
Ja, deze manier van telefoneren was omslachtig en tijdrovend, maar men had niets anders en was er heel blij mee.
Maar de techniek schrijdt voort. Het hele proces van het verbinden van de juiste lijnen werd uiteindelijk geautomatiseerd. Nu kon je met een draaikiezer direct het hele nummer kiezen. Daar kwam wel wat meer techniek voor kijken. Bekijk DIT filmpje maar eens:
Het toverwoord werd „relais", een mechanische schakelaar, die op afstand gestuurd kon worden en automatisch de juiste lijn kon vinden en er contact mee kon maken. Een hele verbetering!
Dit was allemaal nog wat men noemt "analoge" techniek. In de jaren '80 werden de mechanische telefooncentrales langzamerhand vervangen door digitale (PRX) centrales. Dit hield voor de abonnee in, dat je met drukknoppen kon kiezen. Opnieuw een hele verbetering!
Niet iedere centrale was direct omgebouwd; daarom had je als tussenvorm leuke gekleurde toestellen, die zowel "pulse" (analoog) als "tone" (digitaal) konden geven. Nu zijn alle centrales al weer heel lang allemaal digitaal.
Volgende stap was, dat mensen mobiel gingen bellen. Hierdoor nam de behoefte aan "landlijnen" (kabels onder de grond) enorm af. Maar IK kan er nog geen afstand van doen, ouderwets als ik ben, haha.
Telefoneren is "ff belluh" geworden…Grondkabels zijn in principe niet meer nodig, alles gaat door de lucht, maar ook bij de huidige GSM's moet er een centrale zijn, die al deze "abonnees" automatisch met elkaar verbindt en dat zal ook best wel een knap stukkie techniek zijn, maar daar heb ik geen verstand van! :-)
Willem Kroon, 24 oktober 2014.
*** Link 1: Alexander Graham Bell
Telefoneren… de manier waaróp kan verschillen, maar we doen het allemaal. Sinds wij mensen ons onderscheiden van (andere) dieren, door ons taalgebruik, hebben wij een diepe behoefte aan communicatie gehad. Niet, dat andere dieren dat niet doen, maar wij praten.
De behoefte om andere mensen te spreken zit diep in onze genen. In ons uppie op een onbewoond eiland zouden we snel van eenzaamheid dood gaan, als we met niemand een praatje konden maken
We ergeren ons nu aan mensen, die op de gekste plaatsen en momenten zitten te bellen, maar als je de Neanderthaler een GSM had kunnen geven, dan had hij het ding óók de hele dag gebruikt, haha. Het zit gewoon diep.
Het is dan ook niet verwonderlijk, dat Antonio Meucci in 1850 de telefoon uitvond. Alexander Bell werkte het idee verder uit (zie link 1).
Hoe ging dat vroeger?
Telefoontoestellen hadden géén knoppen of draaikiezers! Je luisterde in de hoorn en praatte tegen een soort kokertje met microfoon, dat vast zat aan het toestel.
Stel, je hebt een dorpje met honderd huizen. In ieder huis wil men een telefoonaansluiting en wil men iedereen in het dorp kunnen bellen. Dat betekent in de eerste plaats, dat er een telefooncentrale moet komen, die 100 aansluitingen kan behappen. Want iedereen moet iedereen kunnen opbellen, vandaar het woord "centrale". We zetten overal een telefoontoestel neer en trekken, onder de grond, vanaf elk huis twee koperdraden (de "lijnen") naar de centrale en sluiten de telefoon op de draden aan. We nummeren deze aansluitingen van 001 tot 100. De koperdraden komen allemaal uit in die centrale; op een groot verticaal bord met genummerde aansluitingen voor de stekers van aansluitkabeltjes.
Voorbeeld: Iemand, met aansluiting nummer 034 wil mevrouw Janssen spreken. Die naam is op zich niet interessant, we willen haar nummer weten.
Zodra de losse hoorn van de haak werd genomen ontstond er een verbinding met de centrale, bij de telefoniste ging een "blinkertje" (voorloper van het lampje, dat echter verder geen stroom gebruikte) open bij nummer 034 (in dit geval). De opbeller draaide aan een slingertje, waardoor er een beltoon gegenereerd werd. De telefoniste werd dus door het blinkertje en de beltoon geattendeerd op de beller. Zij trok een kabeltje uit haar tafel en plugde die in bij gat 034 en zette een schakelaar om, nu kon zij praten met de klant. Er was verbinding gemaakt met de centralist. De klant vertelde vervolgens welk nummer hij of zij wilde bereiken. "Mevrouw Janssen? Nee, daar heb ik niets aan! … Oooh, nummer 078? Momentje…Ik verbind u door."
De telefoniste trok vervolgens een nieuw koord uit haar tafel en stak dat in het gat dat hoorde bij nummer 078. Zij draaide ook aan een slingertje en "wekte' mevrouw Janssen. Als 078 opnam, zei zij: "Ik heb een gesprek voor u, wilt dat aannemen?" Als mevrouw Janssen dat wilde, zette de centraliste weer een schakelaar om en werden de twee aansluitingen met elkaar verbonden.
Vervolgens moest zij er tussen uit, oftewel haar eigen verbinding met de lijnen verbreken. Je kunt je voorstellen, dat dat niet altijd gebeurde en zo was dat baantje van telefoniste ideáál voor nieuwsgierige dames, want zij wisten al het nieuws als eersten, hahaha.
Na verloop van tijd schakelde zij zich weer parallel aan het gesprek en moest dan zeggen: "Spreekt u nog? Spreekt u nog?" en de verbinding met beide nummers zonodig verbreken én het blinkertje resetten. Einde gesprek :-)
Deze installatie was dus redelijk klein en eenvoudig, maar je kunt je voorstellen, dat er voor een stad als Utrecht veel meer aansluitingen op de wand zaten en dat er heel veel centralistes tegelijk aan het werk waren. Mijn tante Tonnie heeft dat werk gedaan en zij vertelde altijd smakelijke verhalen over die gezellige tijd met al die meiden (het was, denk ik, wel voornamelijk een vrouwenbaantje ;-) )
Bovenstaand verhaaltje vertelt over "lokaal" bellen, binnen het dorp.
Hoe ging "interlokaal" bellen dan, van stad naar stad? De centrale had ook een paar lijnen naar een districtscentrale, die met verschillende steden verbonden was. De lokale telefoniste maakte, ook via de koorden, meteen contact met die centrale; daar werd dezelfde procedure gevolgd als hierboven om verbinding te maken met de gewenste lokale centrale, waar ook weer de juiste abonnee gewekt moest worden… Als je naar het buitenland wilde bellen, moest je nog meer centrales passeren met bijbehorende centralisten.
Ja, deze manier van telefoneren was omslachtig en tijdrovend, maar men had niets anders en was er heel blij mee.
Maar de techniek schrijdt voort. Het hele proces van het verbinden van de juiste lijnen werd uiteindelijk geautomatiseerd. Nu kon je met een draaikiezer direct het hele nummer kiezen. Daar kwam wel wat meer techniek voor kijken. Bekijk DIT filmpje maar eens:
Het toverwoord werd „relais", een mechanische schakelaar, die op afstand gestuurd kon worden en automatisch de juiste lijn kon vinden en er contact mee kon maken. Een hele verbetering!
Dit was allemaal nog wat men noemt "analoge" techniek. In de jaren '80 werden de mechanische telefooncentrales langzamerhand vervangen door digitale (PRX) centrales. Dit hield voor de abonnee in, dat je met drukknoppen kon kiezen. Opnieuw een hele verbetering!
Niet iedere centrale was direct omgebouwd; daarom had je als tussenvorm leuke gekleurde toestellen, die zowel "pulse" (analoog) als "tone" (digitaal) konden geven. Nu zijn alle centrales al weer heel lang allemaal digitaal.
Volgende stap was, dat mensen mobiel gingen bellen. Hierdoor nam de behoefte aan "landlijnen" (kabels onder de grond) enorm af. Maar IK kan er nog geen afstand van doen, ouderwets als ik ben, haha.
Telefoneren is "ff belluh" geworden…Grondkabels zijn in principe niet meer nodig, alles gaat door de lucht, maar ook bij de huidige GSM's moet er een centrale zijn, die al deze "abonnees" automatisch met elkaar verbindt en dat zal ook best wel een knap stukkie techniek zijn, maar daar heb ik geen verstand van! :-)
Willem Kroon, 24 oktober 2014.
*** Link 1: Alexander Graham Bell
donderdag 9 oktober 2014
Mijn vader’s blog
Ruim een jaar geleden begon ik met een grote klus, het online zetten van mijn vader's herinneringen aan het Muiden van zijn jeugd.
Ik gebruik hiervoor een bestaande blog-website: BlogSpot.
Mijn inleiding luidt:
"Ook toen het niet meer zo goed ging met mijn vader,
Guus Kroon sr. (*07- 07-1926 - †15 -09-2013), vertelde hij nog altijd zijn geliefde verhalen. Over zijn diensttijd in Indïe, zijn voetbalcarriëre, zijn jarenlange plezier bij muziekvereniging Crescendo en natuurlijk over Muiden.
Jaren geleden (in 1998) hielp mijn broer Guus hem bij het schrijven van zijn boek "Mijn Verhaal, herinneringen aan het Muiden van mijn jeugd". In delen wil ik mijn vader's boek publiceren. Om de zoveel tijd zal ik een pagina uit zijn boek tonen. Opdat zijn herinneringen niet verloren zullen gaan.
Pa, ik hing altijd aan je lippen. Ik mis jou en je mooie verhalen ontzettend. Je boek is een troost voor me,
27 september 2013, Willem Kroon"
Met hulp van mijn broer Guus, dus, schreef mijn vader zijn herinneringen op. Hij was zijn leven lang boekhouder (tegenwoordig accountant genoemd, haha) geweest en kon daardoor goed met zijn typemachine overweg. Het is mooi, om die oude schreeflettertjes weer te zien en ik heb bewondering voor hoe mijn vader foutjes wist te herstellen.
Guus kopieerde de getypte velletjes en maakte er een analoog boek van. Je begrijpt, dit alles was papier- en inkt werk. Er bestond geen computerfile van de teksten…
Mijn werkwijze is, dat ik de bladzijden uit het boek scan, in PhotoShop bewerk en daarna als afbeelding in het blog plaats. (Groot nadeel hiervan is, dat de Google Zoekmachine er dus niet bij kan...)
Op deze wijze publiceer ik zo'n beetje elke week een pagina in het blog en geef ik er kennis van op FaceBook.
Het scannen van zo'n dik boek met slappe bladzijden is niet eenvoudig, daardoor zijn de scans vaak scheef en is de beeldkwaliteit meestal onder de maat.
Bovendien maakte (ook :-) ) mijn vader typefoutjes en zitten er soms inktvlekjes op de afbeelding. Ik wil een goed leesbare pagina bieden. Daarom bewerk ik de scan in PhotoShop. Letters, die onleesbaar zijn door slijtage van de typmachine vervang ik door een goed exemplaar van die letter te kopiëren en over de slechte letter heen te plakken ("copy/paste”). Mijn vader zou dat prachtig gevonden hebben :-)
Ook ga ik met een heel klein PhotoShop gummetje soms tussen de letters zitten om de leesbaarheid van de letter te vergroten. Ja, dat is monnikenwerk, maar heel dankbaar :-)
Dit werk geeft mij heel veel genoegen. Het is net, alsof ik samen met mijn vader bezig ben, om zijn verhaal vast te leggen voor de toekomst. Als het straks volledig op Internet staat zijn de herinneringen van mijn vader voor de toekomst gered.
Ik vind het soms een feest van de herkenning. Zo schreef mijn vader: "Jammer, dat je je toen niet realiseerde, dat de lagere schooltijd de fijnste tijd van je jeugd is. Nooit heb ik een hekel aan die school gehad. Vacantie vond ik ook fijn, maar als dat weer voorbij was, maakte mij dat ook niet veel uit. Alles ging dan weer zijn normale gangetje".
Ook ik had geen hekel aan school en ook ik vind de winter stiekum het prettigst, omdat dan alles weer in zijn normale ritme terug valt.
Om op deze manier er achter te komen, dat ik veel op mijn vader lijk, maakt me blij en bedroefd. Zo jammer, dat wij dit alles niet meer samen kunnen bespreken, maar ik ben ook blij om door dit werk heel dicht bij mijn vader te zijn.
In gedachten praat ik met hem : "Zo pa, dat staat er weer allemaal netjes bij. Benieuwd, wat de huidige Muidenaren er van zullen vinden." :-)
Ik (en dus ook mijn vader) krijg(t) mooie complimenten op FaceBook en via mail. Ik heb het plezier in het schrijven overduidelijk van mijn pa, al moet ik daar aan toevoegen, dat ook mijn moeder graag en mooi schreef.
Mijn broer Guus en ik koesteren het verleden, dat hebben we overduidelijk van onze vader geërfd.
Er bestaan nog steeds geen tekstfiles van het boek, maar door het online blog van mijn vader blijft zijn ongelooflijk scherpe geheugen bestaan, ook al moet ik mijn goede vader elke dag missen,
Willem Kroon, 9 oktober 2014.
Ps: op het moment van schrijven ben ik ongeveer op de helft van het werk.
*** Link:
Lees mijn vader's blog "Herinneringen aan het Muiden van mijn jeugd"
Mijn inleiding luidt:
"Ook toen het niet meer zo goed ging met mijn vader,
Guus Kroon sr. (*07- 07-1926 - †15 -09-2013), vertelde hij nog altijd zijn geliefde verhalen. Over zijn diensttijd in Indïe, zijn voetbalcarriëre, zijn jarenlange plezier bij muziekvereniging Crescendo en natuurlijk over Muiden.
Jaren geleden (in 1998) hielp mijn broer Guus hem bij het schrijven van zijn boek "Mijn Verhaal, herinneringen aan het Muiden van mijn jeugd". In delen wil ik mijn vader's boek publiceren. Om de zoveel tijd zal ik een pagina uit zijn boek tonen. Opdat zijn herinneringen niet verloren zullen gaan.
Pa, ik hing altijd aan je lippen. Ik mis jou en je mooie verhalen ontzettend. Je boek is een troost voor me,
27 september 2013, Willem Kroon"
Met hulp van mijn broer Guus, dus, schreef mijn vader zijn herinneringen op. Hij was zijn leven lang boekhouder (tegenwoordig accountant genoemd, haha) geweest en kon daardoor goed met zijn typemachine overweg. Het is mooi, om die oude schreeflettertjes weer te zien en ik heb bewondering voor hoe mijn vader foutjes wist te herstellen.
Guus kopieerde de getypte velletjes en maakte er een analoog boek van. Je begrijpt, dit alles was papier- en inkt werk. Er bestond geen computerfile van de teksten…
Mijn werkwijze is, dat ik de bladzijden uit het boek scan, in PhotoShop bewerk en daarna als afbeelding in het blog plaats. (Groot nadeel hiervan is, dat de Google Zoekmachine er dus niet bij kan...)
Op deze wijze publiceer ik zo'n beetje elke week een pagina in het blog en geef ik er kennis van op FaceBook.
Het scannen van zo'n dik boek met slappe bladzijden is niet eenvoudig, daardoor zijn de scans vaak scheef en is de beeldkwaliteit meestal onder de maat.
Bovendien maakte (ook :-) ) mijn vader typefoutjes en zitten er soms inktvlekjes op de afbeelding. Ik wil een goed leesbare pagina bieden. Daarom bewerk ik de scan in PhotoShop. Letters, die onleesbaar zijn door slijtage van de typmachine vervang ik door een goed exemplaar van die letter te kopiëren en over de slechte letter heen te plakken ("copy/paste”). Mijn vader zou dat prachtig gevonden hebben :-)
Ook ga ik met een heel klein PhotoShop gummetje soms tussen de letters zitten om de leesbaarheid van de letter te vergroten. Ja, dat is monnikenwerk, maar heel dankbaar :-)
Dit werk geeft mij heel veel genoegen. Het is net, alsof ik samen met mijn vader bezig ben, om zijn verhaal vast te leggen voor de toekomst. Als het straks volledig op Internet staat zijn de herinneringen van mijn vader voor de toekomst gered.
Ik vind het soms een feest van de herkenning. Zo schreef mijn vader: "Jammer, dat je je toen niet realiseerde, dat de lagere schooltijd de fijnste tijd van je jeugd is. Nooit heb ik een hekel aan die school gehad. Vacantie vond ik ook fijn, maar als dat weer voorbij was, maakte mij dat ook niet veel uit. Alles ging dan weer zijn normale gangetje".
Ook ik had geen hekel aan school en ook ik vind de winter stiekum het prettigst, omdat dan alles weer in zijn normale ritme terug valt.
Om op deze manier er achter te komen, dat ik veel op mijn vader lijk, maakt me blij en bedroefd. Zo jammer, dat wij dit alles niet meer samen kunnen bespreken, maar ik ben ook blij om door dit werk heel dicht bij mijn vader te zijn.
In gedachten praat ik met hem : "Zo pa, dat staat er weer allemaal netjes bij. Benieuwd, wat de huidige Muidenaren er van zullen vinden." :-)
Ik (en dus ook mijn vader) krijg(t) mooie complimenten op FaceBook en via mail. Ik heb het plezier in het schrijven overduidelijk van mijn pa, al moet ik daar aan toevoegen, dat ook mijn moeder graag en mooi schreef.
Mijn broer Guus en ik koesteren het verleden, dat hebben we overduidelijk van onze vader geërfd.
Er bestaan nog steeds geen tekstfiles van het boek, maar door het online blog van mijn vader blijft zijn ongelooflijk scherpe geheugen bestaan, ook al moet ik mijn goede vader elke dag missen,
Willem Kroon, 9 oktober 2014.
Ps: op het moment van schrijven ben ik ongeveer op de helft van het werk.
*** Link:
Lees mijn vader's blog "Herinneringen aan het Muiden van mijn jeugd"
vrijdag 3 oktober 2014
Vallende ouderen, een groot probleem
Pasgeboren babies kunnen aanvankelijk niet lopen.
Hun beenspieren zijn nog te zwak en hun hersenen kunnen de bewegingen nog niet goed coördineren. Maar dat komt normaal gesproken al snel goed.
Na een arbeidzaam leven komen veel ouderen terug in die vervelende fase van hun leven, dat zij weer moeite krijgen om de altijd aanwezige zwaartekracht te tarten, zoals deze mevrouw op de foto. En dat komt niet meer goed. Vallende ouderen is een groot probleem; dat weet ik onder andere door mijn ervaringen met mijn ouders.
Gelukkig is die lieve mevrouw op de foto gewoon Ellie Oosterbroek uit Muiden, die heel vaak geacteerd heeft in reclamespotjes.
Maar ook zij komt op leeftijd en ze vertelde me eens, dat ze nog steeds van die klusjes aanneemt, maar dan moet men wel naar haar toekomen, in het bejaardenhuis.
Ellie ligt dus wél op haar eigen vloer :-)
Abonneren op:
Posts (Atom)