vrijdag 24 oktober 2014

De telefooncentrale

Wikkiweetjes van Willem.

Telefoneren… de manier waaróp kan verschillen, maar we doen het allemaal. Sinds wij mensen ons onderscheiden van (andere) dieren, door ons taalgebruik, hebben wij een diepe behoefte aan communicatie gehad. Niet, dat andere dieren dat niet doen, maar wij praten.
De behoefte om andere mensen te spreken zit diep in onze genen. In ons uppie op een onbewoond eiland zouden we snel van eenzaamheid dood gaan, als we met niemand een praatje konden maken



We ergeren ons nu aan mensen, die op de gekste plaatsen en momenten zitten te bellen, maar als je de Neanderthaler een GSM had kunnen geven, dan had hij het ding óók de hele dag gebruikt, haha. Het zit gewoon diep.



Het is dan ook niet verwonderlijk, dat Antonio Meucci in 1850 de telefoon uitvond. Alexander Bell werkte het idee verder uit (zie link 1).





Hoe ging dat vroeger?
Telefoontoestellen hadden géén knoppen of draaikiezers! Je luisterde in de hoorn en praatte tegen een soort kokertje met microfoon, dat vast zat aan het toestel.

Stel, je hebt een dorpje met honderd huizen. In ieder huis wil men een telefoonaansluiting en wil men iedereen in het dorp kunnen bellen. Dat betekent in de eerste plaats, dat er een telefooncentrale moet komen, die 100 aansluitingen kan behappen. Want iedereen moet iedereen kunnen opbellen, vandaar het woord "centrale". We zetten overal een telefoontoestel neer en trekken, onder de grond, vanaf elk huis twee koperdraden (de "lijnen") naar de centrale en sluiten de telefoon op de draden aan. We nummeren deze aansluitingen van 001 tot 100. De koperdraden komen allemaal uit in die centrale; op een groot verticaal bord met genummerde aansluitingen voor de stekers van aansluitkabeltjes.

Voorbeeld: Iemand, met aansluiting nummer 034 wil mevrouw Janssen spreken. Die naam is op zich niet interessant, we willen haar nummer weten.
Zodra de losse hoorn van de haak werd genomen ontstond er een verbinding met de centrale, bij de telefoniste ging een "blinkertje" (voorloper van het lampje, dat echter verder geen stroom gebruikte) open bij nummer 034 (in dit geval). De opbeller draaide aan een slingertje, waardoor er een beltoon gegenereerd werd. De telefoniste werd dus door het blinkertje en de beltoon geattendeerd op de beller. Zij trok een kabeltje uit haar tafel en plugde die in bij gat 034 en zette een schakelaar om, nu kon zij praten met de klant. Er was verbinding gemaakt met de centralist. De klant vertelde vervolgens welk nummer hij of zij wilde bereiken. "Mevrouw Janssen? Nee, daar heb ik niets aan! … Oooh, nummer 078? Momentje…Ik verbind u door."



De telefoniste trok vervolgens een nieuw koord uit haar tafel en stak dat in het gat dat hoorde bij nummer 078. Zij draaide ook aan een slingertje en "wekte' mevrouw Janssen. Als 078 opnam, zei zij: "Ik heb een gesprek voor u, wilt dat aannemen?" Als mevrouw Janssen dat wilde, zette de centraliste weer een schakelaar om en werden de twee aansluitingen met elkaar verbonden.
Vervolgens moest zij er tussen uit, oftewel haar eigen verbinding met de lijnen verbreken. Je kunt je voorstellen, dat dat niet altijd gebeurde en zo was dat baantje van telefoniste ideáál voor nieuwsgierige dames, want zij wisten al het nieuws als eersten, hahaha.
Na verloop van tijd schakelde zij zich weer parallel aan het gesprek en moest dan zeggen: "Spreekt u nog? Spreekt u nog?" en de verbinding met beide nummers zonodig verbreken én het blinkertje resetten. Einde gesprek :-)







Deze installatie was dus redelijk klein en eenvoudig, maar je kunt je voorstellen, dat er voor een stad als Utrecht veel meer aansluitingen op de wand zaten en dat er heel veel centralistes tegelijk aan het werk waren. Mijn tante Tonnie heeft dat werk gedaan en zij vertelde altijd smakelijke verhalen over die gezellige tijd met al die meiden (het was, denk ik, wel voornamelijk een vrouwenbaantje ;-) )

Bovenstaand verhaaltje vertelt over "lokaal" bellen, binnen het dorp.
Hoe ging "interlokaal" bellen dan, van stad naar stad? De centrale had ook een paar lijnen naar een districtscentrale, die met verschillende steden verbonden was. De lokale telefoniste maakte, ook via de koorden, meteen contact met die centrale; daar werd dezelfde procedure gevolgd als hierboven om verbinding te maken met de gewenste lokale centrale, waar ook weer de juiste abonnee gewekt moest worden… Als je naar het buitenland wilde bellen, moest je nog meer centrales passeren met bijbehorende centralisten.

Ja, deze manier van telefoneren was omslachtig en tijdrovend, maar men had niets anders en was er heel blij mee.



Maar de techniek schrijdt voort. Het hele proces van het verbinden van de juiste lijnen werd uiteindelijk geautomatiseerd. Nu kon je met een draaikiezer direct het hele nummer kiezen. Daar kwam wel wat meer techniek voor kijken. Bekijk DIT filmpje maar eens:





Het toverwoord werd „relais", een mechanische schakelaar, die op afstand gestuurd kon worden en automatisch de juiste lijn kon vinden en er contact mee kon maken. Een hele verbetering!



Dit was allemaal nog wat men noemt "analoge" techniek. In de jaren '80 werden de mechanische telefooncentrales langzamerhand vervangen door digitale (PRX) centrales. Dit hield voor de abonnee in, dat je met drukknoppen kon kiezen. Opnieuw een hele verbetering!

Niet iedere centrale was direct omgebouwd; daarom had je als tussenvorm leuke gekleurde toestellen, die zowel "pulse" (analoog) als "tone" (digitaal) konden geven. Nu zijn alle centrales al weer heel lang allemaal digitaal.

Volgende stap was, dat mensen mobiel gingen bellen. Hierdoor nam de behoefte aan "landlijnen" (kabels onder de grond) enorm af. Maar IK kan er nog geen afstand van doen, ouderwets als ik ben, haha.

Telefoneren is "ff belluh" geworden…Grondkabels zijn in principe niet meer nodig, alles gaat door de lucht, maar ook bij de huidige GSM's moet er een centrale zijn, die al deze "abonnees" automatisch met elkaar verbindt en dat zal ook best wel een knap stukkie techniek zijn, maar daar heb ik geen verstand van! :-)

Willem Kroon, 24 oktober 2014.



*** Link 1: Alexander Graham Bell

donderdag 9 oktober 2014

Mijn vader’s blog

Ruim een jaar geleden begon ik met een grote klus, het online zetten van mijn vader's herinneringen aan het Muiden van zijn jeugd. Ik gebruik hiervoor een bestaande blog-website: BlogSpot.
Mijn inleiding luidt:

"Ook toen het niet meer zo goed ging met mijn vader,
Guus Kroon sr. (*07- 07-1926 - †15 -09-2013), vertelde hij nog altijd zijn geliefde verhalen. Over zijn diensttijd in Indïe, zijn voetbalcarriëre, zijn jarenlange plezier bij muziekvereniging Crescendo en natuurlijk over Muiden.

Jaren geleden (in 1998) hielp mijn broer Guus hem bij het schrijven van zijn boek "Mijn Verhaal, herinneringen aan het Muiden van mijn jeugd". In delen wil ik mijn vader's boek publiceren. Om de zoveel tijd zal ik een pagina uit zijn boek tonen. Opdat zijn herinneringen niet verloren zullen gaan.

Pa, ik hing altijd aan je lippen. Ik mis jou en je mooie verhalen ontzettend. Je boek is een troost voor me,

27 september 2013, Willem Kroon
"


Met hulp van mijn broer Guus, dus, schreef mijn vader zijn herinneringen op. Hij was zijn leven lang boekhouder (tegenwoordig accountant genoemd, haha) geweest en kon daardoor goed met zijn typemachine overweg. Het is mooi, om die oude schreeflettertjes weer te zien en ik heb bewondering voor hoe mijn vader foutjes wist te herstellen.
Guus kopieerde de getypte velletjes en maakte er een analoog boek van. Je begrijpt, dit alles was papier- en inkt werk. Er bestond geen computerfile van de teksten…
Mijn werkwijze is, dat ik de bladzijden uit het boek scan, in PhotoShop bewerk en daarna als afbeelding in het blog plaats. (Groot nadeel hiervan is, dat de Google Zoekmachine er dus niet bij kan...)
Op deze wijze publiceer ik zo'n beetje elke week een pagina in het blog en geef ik er kennis van op FaceBook.


Het scannen van zo'n dik boek met slappe bladzijden is niet eenvoudig, daardoor zijn de scans vaak scheef en is de beeldkwaliteit meestal onder de maat.
Bovendien maakte (ook :-) ) mijn vader typefoutjes en zitten er soms inktvlekjes op de afbeelding. Ik wil een goed leesbare pagina bieden. Daarom bewerk ik de scan in PhotoShop. Letters, die onleesbaar zijn door slijtage van de typmachine vervang ik door een goed exemplaar van die letter te kopiëren en over de slechte letter heen te plakken ("copy/paste”). Mijn vader zou dat prachtig gevonden hebben :-)



Ook ga ik met een heel klein PhotoShop gummetje soms tussen de letters zitten om de leesbaarheid van de letter te vergroten.
Ja, dat is monnikenwerk, maar heel dankbaar :-)

Dit werk geeft mij heel veel genoegen. Het is net, alsof ik samen met mijn vader bezig ben, om zijn verhaal vast te leggen voor de toekomst. Als het straks volledig op Internet staat zijn de herinneringen van mijn vader voor de toekomst gered.


Ik vind het soms een feest van de herkenning. Zo schreef mijn vader: "Jammer, dat je je toen niet realiseerde, dat de lagere schooltijd de fijnste tijd van je jeugd is. Nooit heb ik een hekel aan die school gehad. Vacantie vond ik ook fijn, maar als dat weer voorbij was, maakte mij dat ook niet veel uit. Alles ging dan weer zijn normale gangetje".
Ook ik had geen hekel aan school en ook ik vind de winter stiekum het prettigst, omdat dan alles weer in zijn normale ritme terug valt.
Om op deze manier er achter te komen, dat ik veel op mijn vader lijk, maakt me blij en bedroefd. Zo jammer, dat wij dit alles niet meer samen kunnen bespreken, maar ik ben ook blij om door dit werk heel dicht bij mijn vader te zijn.
In gedachten praat ik met hem : "Zo pa, dat staat er weer allemaal netjes bij. Benieuwd, wat de huidige Muidenaren er van zullen vinden." :-)
Ik (en dus ook mijn vader) krijg(t) mooie complimenten op FaceBook en via mail. Ik heb het plezier in het schrijven overduidelijk van mijn pa, al moet ik daar aan toevoegen, dat ook mijn moeder graag en mooi schreef.


Mijn broer Guus en ik koesteren het verleden, dat hebben we overduidelijk van onze vader geërfd.
Er bestaan nog steeds geen tekstfiles van het boek, maar door het online blog van mijn vader blijft zijn ongelooflijk scherpe geheugen bestaan, ook al moet ik mijn goede vader elke dag missen,

Willem Kroon, 9 oktober 2014.

Ps: op het moment van schrijven ben ik ongeveer op de helft van het werk.

*** Link:
Lees mijn vader's blog "Herinneringen aan het Muiden van mijn jeugd"

vrijdag 3 oktober 2014

Vallende ouderen, een groot probleem


Pasgeboren babies kunnen aanvankelijk niet lopen.
Hun beenspieren zijn nog te zwak en hun hersenen kunnen de bewegingen nog niet goed coördineren. Maar dat komt normaal gesproken al snel goed.

Na een arbeidzaam leven komen veel ouderen terug in die vervelende fase van hun leven, dat zij weer moeite krijgen om de altijd aanwezige zwaartekracht te tarten, zoals deze mevrouw op de foto. En dat komt niet meer goed. Vallende ouderen is een groot probleem; dat weet ik onder andere door mijn ervaringen met mijn ouders.

Gelukkig is die lieve mevrouw op de foto gewoon Ellie Oosterbroek uit Muiden, die heel vaak geacteerd heeft in reclamespotjes.
Maar ook zij komt op leeftijd en ze vertelde me eens, dat ze nog steeds van die klusjes aanneemt, maar dan moet men wel naar haar toekomen, in het bejaardenhuis.
Ellie ligt dus wél op haar eigen vloer :-)